Engels op de werkvloer

Steeds vaker vinden internationale medewerkers hun weg naar bedrijven in de Nederlandse land- en tuinbouw, zorg, bouw en internationale handel. Qua communicatie gaat het soms mis. Dit heeft alles te maken met de taalverschillen, en soms ook met cultuurverschillen.

Voor een ontspannen omgang met elkaar hoef je elkaars taal echter niet vloeiend te spreken. Omdat de meeste Nederlandse medewerkers de Engelse taal redelijk beheersen, is het goed om de internationale medewerkers de basis van de Engelse taal te leren, toegespitst op de specifieke situatie van het bedrijf. Zo kunnen medewerkers beter met elkaar samenwerken. Dat is natuurlijk goed voor de sfeer, maar ook voor de voortgang van het werk én de veiligheid. 

Kasgroeit is een onafhankelijke gratis organisatie binnen de glastuinbouw. Wij denken met je mee of deze cursus past bij jouw behoeftes. Neem contact op met één van onze adviseurs en kom erachter of deze cursus jou verder gaat helpen in je ontwikkeling.

Deelnemers aan de taalcursus kunnen na afloop (simpele) Engelse gesprekken voeren tijdens hun werk. Er worden verschillende onderwerpen behandeld, zodat deelnemers zowel over persoonlijke als werkgerelateerde zaken kunnen praten. Ze krijgen zo meer zelfvertrouwen op de werkvloer, met als resultaat een betere sfeer en een hogere productiviteit.

Deze taalcursus Engels wordt online gegeven (een-op-een lessen met een eigen taaltrainer of in een kleine groep). Onze professionele taaltrainers geven de lessen via GoToMeeting; een eenvoudige en effectieve manier van leren.

De training is maatwerk. Dat wil zeggen dat zowel het tempo als de inhoud wordt afgestemd op de deelnemers. Tijdens de eerste les wordt daarom geïnventariseerd hoe hun kennis en spreekvaardigheid is en welke leerbehoeften ze hebben. Ook de werkgever kan onderwerpen aandragen. 

De training bestaat uit twaalf thema’s en per thema worden verschillende grammaticaregels en woorden geleerd passend bij het thema:

1. Introducing yourself
2. Talking about yourself
3. Family and pets
4. Things you have
5. Talking about your things
6. Talking about your job
7. Telling the time
8. Daily routines. Describing your day
9. Describing your week
10. Negatives with ‘to be’. Simple questions.
11. Review the English you have learned in units 1-17
12. Test your English 

Voor anderstaligen (bijvoorbeeld moedertaalsprekers van het Pools, Roemeens, Bulgaars of Hongaars) die baat hebben bij het spreken van Engels op de werkvloer.